Winteruur

Zaterdagavond om een uur of zeven, krijg ik de kriebels begint het hier te beven…’  en dat is niet omdat ik zin heb om te ‘dansen’ zoals Clouseau, maar gewoon omdat ik naar het journaal van zeven uur lig te kijken. Misselijk van ongemak en trillend van angst forceer ik mezelf  niet weg te zappen en de realiteit onder ogen te zien: bosbranden, overstromingen, hongersnood, terreuraanslagen, oorlog, … met alle apocalyptische beelden die erbij horen. Daarna wordt een close-up getoond van een uurwerk dat ineens in de verkeerde richting draait alsof het ding is behekst. Het zou zo een scène uit een thriller van Stephen King kunnen zijn, maar nee, ik ben nog steeds naar het nieuws aan het kijken. Het is de aankondiging van het winteruur, wat uitvoerig wordt uitgelegd, met tekst én beeld. Ook nieuwkomers die het fenomeen niet kennen, moeten begrijpen hoe wij hier sjoemelen met de tijd.

Lees verder Winteruur

Lifecoach

Eerst denk je dat het jouw jaarlijkse winterdip is die wat langer aansleept door een tekort aan zonlicht. Tot je op een bepaalde dag na het werk nog snel naar de supermarkt rijdt voor je naar huis gaat. Het regent en je staat voor de stoplichten. Je zet de radio op om het repetitieve geluid van de ruitenwissers te maskeren en dan hoor je door de boxen: ‘Is dit alles?… Is dit alles? … Is dit alles wat er is?’ en ineens heb je ook ruitenwissers nodig op je wangen. Je zoekt een zakdoek maar vindt er geen, veegt je wangen droog met je handen en je handen aan je jeans. Je reikt naar de achteruitkijkspiegel, wil jezelf even recht in de ogen kijken zoals je doet met je zoon als je tot hem wil doordringen, maar de auto achter je toetert omdat het al twee seconden groen is. Je schrikt en duwt snel het gaspedaal weer in.

Je begrijpt er niets van. Je hebt niets om over te klagen. Je bent gezond. Je hebt een fulltime job die je zo goed mogelijk combineert met het runnen van een huishouden. Je bent moeder van twee ondernemende pubers die alles willen uitproberen behalve hun moeders raad opvolgen. Je hebt een fantastische man met te veel talenten waardoor evenveel verbouwingsprojecten tegelijk in de steigers staan en daarbovenop is er nog die schattige hond die daar overal doorheen trippelt, met zijn vuile poten.

Je komt thuis en je man vraagt wat er aan de hand is. Je denkt dat hij wil weten waarom je later bent en schreeuwt dat iemand wel naar de winkel moest! Hij neemt de boodschappen uit je handen, en leidt jou zachtjes tot bij de spiegel. Je ziet jezelf staan met twee panda-ogen van de doorgelopen mascara en begint te huilen dat je net zo door de winkel bent gelopen. Je man stuurt je in de richting van de bank en dwingt je te gaan liggen. De zonen komen de trap afgedonderd. Ze willen vragen wat jullie gaan eten, maar slikken hun vraag weer in als ze je zien en doen zachtjes de suggestie afhaalpizza te bestellen voor je gemak. De hond springt naast je, duwt zijn neus in je gezicht en likt je tranen weg.

Er zijn verschillende mogelijkheden,’ zegt de dokter. Hij steekt evenveel vingers in de lucht als er oplossingen zijn: ‘Je kan ander werk zoeken, je kan medicatie opstarten, of je kan in therapie gaan of een combinatie van de drie.’ Om die laatste optie te illustreren, omwikkelt hij zijn drie opgestoken vingers met zijn andere hand zoals een hamrolletje met drie asperges erin. Je weet het niet, je voelt je nu ook weer niet zo slecht. Het zijn alleen van die momenten, wanneer je voor het rood licht staat bijvoorbeeld of ‘s morgens in bed net voor de wekker afgaat.

Je beslist om eerst alle alternatieven uit te proberen: vitaminecomplexen, magnesium tegen de vermoeidheid, Bachbloesems, vitamine D voor de weerstand, meditatie om je mentale rust te bewaren, afgebakende me-time agendablokken, maar ‘s nachts lig je te woelen. Je kan niet slapen door dat refrein dat maar door je hoofd blijft spoken en nog meer door de antwoorden die je erop probeert te verzinnen. Is dit alles? Je blijft het je afvragen net als een kind dat achter de poppenkast heeft gegluurd en nu onmogelijk nog kan genieten van de magie van het spel.

De hond komt naast je liggen en maakt duidelijk dat hij wil geaaid worden. Je legt je hand achter zijn oren en masseert zijn nekspieren, op de plaats waar je zelf ook spanning voelt. Dieren kunnen niet over hun leven nadenken, zeggen ze, waarmee men wil aantonen dat ze lager in rang zijn dan de mens. Al kan je je afvragen of dat zo’n talent is, dat nadenken. Honden kunnen er gewoon zijn zonder ballast van levensvragen, ze lopen overal tussendoor, vermijden de dingen die ze niet leuk vinden en zoeken op wat ze interessant vinden: zoveel mogelijk snoepjes bijeen bedelen en de beste plekjes veroveren om te rusten, liefst in de buurt van iemand die hen aait. Misschien moet je dat ook eens uitproberen, bedenk je. Je grinnikt bij die gedachte en ineens heft die hond zijn kop omhoog en kijkt je aan. ‘Doe maar,’ lijkt hij te zeggen. Je bent oprecht verrast omdat hij met die ene blik al je vragen en twijfels beantwoordt: dat het een uitstekend plan is wat meer als een hond in het leven te staan, dat je nu best gewoon blijft liggen om hem te aaien, en – och ja tuurlijk – die muziekgroep waar je al de hele tijd niet kon opkomen …

Met deze tekst behaalde ik de derde plaats in de columnwedstrijd van thisishowweread.be. Op de avond van de prijsuitreiking voelde ik me iets tussen in de war en in de wolken met mijn podiumplaats, maar nog meer met het commentaar van het gastjurylid Rebekka De Wit, theatermaakster en columniste met een wekelijkse column in De Standaard Weekblad. Uit het juryverslag : “Volgens Rebekka zou Lifecoach het begin van een ganse romancylcus met Knausgård-achtige allures kunnen zijn. ‘Veelbelovend’ vindt ze het, en al zeker omdat vorm en inhoud zo mooi samenvallen. ‘Onthecht’, is het woord dat ze daarvoor gebruikt en dat is een compliment. We zijn alvast benieuwd of deze epische opzet het startschot vormt van een ganse kroniek.”

Regenjas

De winkeldame pakt de regenjas van mij aan, voert de handelingen uit die bij een verkoop horen. Ze doet dat met de nonchalance van iemand die al vele jaren in het vak staat, waardoor ze niet meer moet nadenken en ondertussen tijd vrij heeft om met haar collega te praten die wat verderop kledij staat te prijzen. Met een bezorgd gezicht zegt ze dat ze daarnet opnieuw een prijsticket heeft gevonden tussen de rekken. De andere zucht, deelt duidelijk haar ergernis over losse prijskaartjes.

Mijn jas ligt nu gescand en gevouwen klaar om betaald te worden. De winkeldame richt haar aandacht opnieuw op mij en declameert de prijs alsof ik die nog niet wist. Het is dat prijskaartje dat ik daarnet een paar keer heb bekeken, daarna de jas heb gepast, terug gehangen, door de winkel ben gelopen, gewikt en gewogen of ik de jas echt nodig had, na wat toertjes opnieuw bij de jas ben terecht gekomen, de prijs nog eens bekeken, voor de zekerheid nog een paar andere jassen heb gepast, -in deze tijden doe je geen onbezonnen aankopen meer-, pas na dat alles ben ik hier terecht gekomen, bij de kassa. Ik weet dus exact hoeveel de jas kost en haal mijn bankkaart boven.

Ze ziet dat ik het gesprekje heb gehoord tussen haar en de collega en niet snap wat het probleem is van prijsticketjes die loskomen, behalve dan dat het wel onhandig is als klant, als je niet weet hoeveel iets kost.
Het is het eerste teken van een diefstal of een poging daartoe,’ licht ze toe. ‘Ja madammetje het is hier dagelijkse kost,’ zegt ze. Ondertussen kijkt ze langs mij heen de winkel in naar de klanten, als een moeder die haar kinderen geen moment uit het oog kan verliezen. Ze ziet er ontgoocheld en moe uit, weet niet meer wat ze nog kan doen. Het gordijn van het pashokje heeft ze zelfs al aangepast, vertelt ze. Het pashokje was de plek waar klanten met verkeerde bedoelingen, volledig aan het zicht onttrokken, kledij ontdeden van labels en beveiliging en die dan verstopten in tassen of jassen…
Nu snap ik hoe het komt dat ik daarnet in het kleedhok met mijn hoofd boven de ophangstaaf van het gordijn uitkwam en zo de winkel kon inkijken. Ik dacht nog dat die staaf naar beneden was geschoven, misschien had een peuter in het gordijn willen klimmen? Maar dat kon niet, want de stof hing niet op de grond, integendeel die kwam een halve meter boven de grond uit. Was het gordijn extreem gekrompen in de was? Ik had er geen zinnige verklaring voor, maar het resultaat was dat ik me voelde als een deelnemer van dat Brits datingprogramma ‘Naked Attraction’, in een steeds maar minder verhullende box.

De winkeldame is duidelijk ten einde raad. ‘En het zal er niet op verbeteren hé, met die stijgende energieprijzen!’ Dat ook voor haar de prijzen stijgen, dat schijnen sommige klanten te vergeten. Zelfs met haar jaren ervaring, heeft ze geen oplossing voor dit probleem. Ze staat geen moment meer op haar gemak in de winkel, klaagt ze, ze kijkt klanten argwanend aan als ze binnen komen en nog meer als ze buiten lopen zonder de kassa te passeren. Als er veel volk is, patrouilleert ze tussen de klanten, als een echte gendarme. Het plezier dat ze vroeger had in haar job, is ver te zoeken.
Ik weet niet goed wat ik moet zeggen. Ik knik alleen maar, toon haar mijn medeleven. Moest ik kunnen, zou ik haar een tijdje verlof voorschrijven, om een burn-out te voorkomen. Maar alles wat ik kan doen is een luisterend oor, wat begrip en… een biepje, het signaal dat mijn geld succesvol van mijn bankrekening is afgehouden. De dame zucht, gelaten of gerustgesteld, ik kan het niet zeggen. Ze draait zich om naar de volgende klant.

En ik, ik loop naar buiten met een nieuwe regenjas en datzelfde gevoel als wanneer je stiftjes hebt gekocht voor de Damiaanactie: je hebt ze niet nodig maar je hebt tenminste toch het gevoel dat je een goede daad hebt verricht.

Terrasje

Alleen een terrasje doen. Het moeilijkste moment is in je eentje het terras oplopen in het besef dat iedereen je bekijkt, gewoon omdat niemand hier iets beters te doen heeft. Vooral als het zo’n terras is waarvan de stoelen allemaal in dezelfde richting staan, zoals ze in een theater naar het podium zijn gericht. Terwijl je wordt aangestaard voer je in gedachten dat gesprekje dat je nu normaal met een compagnon zou voeren: ‘Is het goed hier?’, ‘Of zit je liever wat meer in de zon?’, ‘Of toch maar daar?’. Pas als de verschillende stemmetjes in je hoofd een consensus hebben bereikt, kan je gaan zitten aan het uitgekozen tafeltje. Dat is het kantelpunt. Vanaf dat moment ben je één met de terrasbende, je verdwijnt in de massa en mag vanaf nu ongegeneerd anderen aanstaren die er niet bij horen.

Toch kwam ik niet daarvoor, vandaag heb ik een andere missie. Ik tover mijn gezelschap uit mijn tas: een boek, of nog beter, twee boeken. Mijn plan is om hier op het gemak uit te zoeken welke van de twee ik eerst zal lezen. De ober die merkt dat ik geen aanstalten maak om de QR-code te scannen op de tafel, komt vragen of ik misschien liever een papieren drankkaart wil. ‘Ja graag!’ Ik steek mijn boeken in de lucht om te bewijzen dat ik nog van de papieren generatie ben, die generatie die je nog een plezier kan doen met een échte drankkaart, ze mag nog zo gekreukt en beduimeld zijn, mogelijks zelfs besmet met allerlei virussen, we slaan een zucht van opluchting als iemand ze ons aanreikt. Terwijl ik zit te genieten van de kaart die ik kan draaien en keren, vang ik flarden op van het gesprek aan het tafeltje naast mij. Het lijkt op het soort gesprek waarin dingen ‘nu eens open en eerlijk worden uitgesproken’, waardoor ik me een klein beetje ongemakkelijk voel en me afvraag of ik toch niet iets te dicht zit. Ik doe alsof ik omkijk waar de ober blijft om mijn bestelling op te nemen, maar gluur ondertussen naar de compagnie naast mij. Het is een jongere dame met iemand die haar moeder zou kunnen zijn, maar uit het gesprek leid ik af dat dat niet zo is, en toch voelt het aan alsof ze elkaar heel goed kennen, bijna een familieband hebben zelfs…. Ze zijn allebei deftig gekleed, de stijl van Marjan uit Thuis, en voor hen staat een glas champagne. Misschien is dat de reden dat ze zo openhartig praten en zich er niet aan storen dat er mensen meeluisteren.

De ober komt mijn bestelling opnemen. Ik pak nu mijn boeken erbij, bekijk de beide covers en lees vluchtig de achterflap. Misschien moet ik van allebei de eerste pagina lezen, bedenk ik. Maar het toeval wil dat die jongedame, die het meest aan het woord is, met haar gezicht in mijn richting zit, waardoor haar woordenwind langs de pas gecoiffeerde permanente van de oudere heen in mijn richting waait. Vergelijk het met iemand die aan de tafel naast jou zit te roken, het is onvermijdelijk dat je de uitgeblazen rook mee inademt. Ik kan er dus echt niets aan doen dat ik in dat gesprek betrokken raak als een stille getuige. Temeer omdat ze beschaafd Algemeen Nederlands praten, en de jongste heel duidelijk articuleert, haar medeklinkers iets te hard met haar tong tegen haar tanden laat klappen, waardoor die het effect hebben van de kleine tikjes op de lessenaar van de ring van de leerkracht om mij bij de les te houden. De oudere van de twee praat veel zachter maar zegt weinig, zij moet voornamelijk luisteren, af en toe iets bevestigen of ontkennen en daartussen eens van haar champagne nippen: ‘Dat zij neerkijkt op die mensen?’ Dat ontkent ze met een zo minzaam mogelijke ‘nee helemaal niet’, maar de jongere blijft volhouden: ‘Ja dat gevoel heb ik toch elke keer je over hen praat…’, en vervolgens blijft ze maar voorbeelden aanhalen van conversaties en situaties om haar punt te illustreren. Ik zit begripvol mee te knikken, weliswaar met mijn hoofd naar mijn boek gericht.

Mijn verhaal schiet ondertussen dus niet op. Ik blijf steken bij de eerste zin. Het helpt ook niet dat schrijvers doorgaans de neiging hebben hun boek te beginnen met een extra lange en ingewikkelde zin, liefst met nog wat tussen -of bijzinnen, om overtuigend genoeg over te komen en beloftes te maken over de inhoud van de rest van het boek… Ik leg het naast me neer en neem me voor het ander boek uit te proberen. Eerst schuif ik de ongebruikte stoel naast mij wat op om doorgang te maken voor nieuwe terras-gangers. In navolging van die ongeschreven terraswet maak ik nu gebruik van mijn recht hen zonder gêne te observeren zolang ze nog niet neerzitten. Het zijn twee jonge meisjes, allebei met een zomerse salopette met korte billetjes en een tas over hun schouder. Vermoedelijk hebben ze hun shopping-namiddag onderbroken om hier een smoothie of iets meisjesachtig te komen drinken. Ze voeren het ‘waar gaan we zitten’- gesprekje, waarbij één van beide het ‘voor mij is het om het even’-rolletje speelt, de andere inschikkelijke voorstellen formuleert en de eerste dan uiteindelijk toch de definitieve beslissing neemt. Alsof ik het al niet druk genoeg had, kiezen ze de tafel vlak achter mij. Zo kom ik al snel te weten dat het geen zussen zijn, maar wel familie, mogelijk nichtjes. Ze hebben thuis allebei een zwembad. Dat zeggen ze niet letterlijk natuurlijk, omdat ze dat uiteraard wel weten van elkaar, maar het eerste gespreksonderwerp zijn de zwembadspeeltjes die ze thuis hebben: een flamingo, een autoband meegebracht van Italië, een gele donut, een haai met van die handvaten, een luchtmatras met gaten waar je een blikje kan inzetten, en een luchtmatras die lijkt op een waterhangmat met zo’n netje… Ik zie elk opblaasding visueel voor mij tevoorschijn ploppen waardoor zelfs mijn denkbeeldig zwembad al gauw veel te krap wordt om ooit nog te kunnen zwemmen.

Ik zit al een tijdje naar de letters in mijn boek te staren. Het blijven letters, geen woorden, laat staan een verhaal. Wat een idee ook om hier een boek te willen lezen. De verhalen zweven hier rond mij, ik kan ze gewoon uit de lucht pukken. Het zijn fragmenten, net zoals je enkel de eerste pagina van een boek leest. Maar ik moet er evengoed mijn aandacht bijhouden, want aan het tafeltje naast mij komt al een nieuw personage aangeschoven, terwijl ik nog steeds niet goed weet wie die oudste nu is. Ik roep de ober en reken af.

Alleen een terrasje doen. Het moeilijkste moment is misschien toch eerder in je eentje het terras afstrompelen beneveld door flarden verhalen die je nooit helemaal zal kunnen lezen…

Markt

De geur van gemarineerde olijven, van aromatische kruidenmengelingen, van lavendel, van rijpe meloenen, van kazen niet in plakjes maar in de vorm van gigantische kaaswielen, van verse look in ter plaatse gemaakte pangerechten, van verteerde look in de ademwalm van een passant, van T-shirts met zweetvlekken van mannen die al spijt hebben dat ze meekwamen, van kokoszonnecrème van een toeriste die voor mij slentert en mijn zicht belemmert met haar veel te grote zonnehoed… We zijn op een marktje in de Ardèche.

Lees verder Markt

Le Vernet

Ik neem jullie mee voor een tripje, naar een plek ‘waar de huizen geen nummer hebben’. Dat klinkt als een parodie op een nummer van U2, maar het betekent zoveel als ‘het hol van Pluto’. Het is enkel te bereiken als je na 850 kilometer autostrade nog een anderhalf durende bergrit aankan. De weg ernaartoe is als een ingangsexamen waar weinigen in slagen zonder spuugzakjes. Pas dan kom je aan in Le Vernet. Om eerlijk te zijn, dat is gewoon een straat, een straatje, of ja, een verharde boerenwegel eigenlijk, met daarrond een paar huizen. In de meeste gps-systemen zal je het zelfs niet terugvinden, toch niet onder de L, zelfs niet bij de V, maar wel onder de D. De D van ‘Dieu-dit-Le-Vernet’, vrij vertaald: ‘Als God-het-zegt-zullen-we-het-dan-maar-Le-Vernet-noemen…’ Dat was de strikvraag op dat ingangsexamen. Maar geen zorgen, voor wie niet zou slagen, geef ik een schriftelijke rondleiding.

Lees verder Le Vernet

Koers

We zijn op weg naar de Ardèche. Filip aan het stuur, ik in de passagierszetel en de hond in de koffer. Het is een lange rit. Voor wat afleiding staat de radio op. Alleen klinken de meeste Franse radiozenders doorgaans meer als een podcast met eindeloze conversaties over een onderwerp dat je niet begrijpt maar dat belangrijker schijnt te zijn dan vermoeide chauffeurs wakker te houden door verdorie gewoon eens een plaatje te draaien! Na wat heen en weer gezap, geruis en geduld, stellen we ons tevreden met een Franse klassieker. Maar de balade des gens heureux gaat in de eerstvolgende bocht onvermijdelijk weer de mist in. Welkom in Frankrijk!

Lees verder Koers

Tweepersoonskamer

Hoewel de operatie die ik zou ondergaan zelf ook geen pretje beloofde te zijn, was het iets anders waar ik nog het meest tegenop zag: het vooruitzicht een kamer te moeten met delen met een onbekende. Stel je voor dat je op vakantie een hotelkamer zou krijgen waar ook nog iemand anders in huist. Dat zou al wat raar en ongemakkelijk zijn. Maar dat leek me nog niets in vergelijking met de idee een kamer te moeten delen met een vreemde, net nadat je werd opengesneden. En toch – iets met de hospitalisatieverzekering en kamersupplementen – kon het niet anders.

Lees verder Tweepersoonskamer

Bedpraat

Tijdens een telefoongesprek op het werk zie ik op mijn gsm een bericht van Filip verschijnen. Geen tekst maar een foto van de ingang van de Ikea. Hoewel we door omstandigheden al een paar weken op een matras op de grond slapen en dringend aan een nieuw bed toe zijn, is mijn eerste reactie een lichte teleurstelling. Ik was liever mee geweest om samen nog eens alle opties te bekijken, door de winkel te slenteren en daarna iets te eten in het restaurant… Ik slik de gedachte aan de Zweedse balletjes door en stuur hem voor de zekerheid nog een foto door van het meubel dat we online hadden uitgekozen. Ik moet leren loslaten, fluister ik mezelf toe, alles komt goed en met een beetje geluk slapen we vanavond eindelijk opnieuw in een bed.

Lees verder Bedpraat