Spoed

De verpleegster duwt mijn rolstoel de wachtzaal binnen. Hier moet ik wachten tot iemand me komt ophalen om RX-foto’s te nemen. Ze laat me achter, slordig geparkeerd, half in de doorgang, met mijn rug gericht naar de gang. Ik heb enkel zicht op de wachtzaal die aanvoelt als een doodlopend straatje.

Op de tast zoek ik naar wielen. Ik wil mezelf wat doorrollen of op z’n minst proberen om te draaien. Nu pas merk ik dat dit geen gewone rolstoel is. Deze hier heeft vier kleine wielen. Het is eerder een grote buggy. Mijn knie doet te veel pijn om recht te staan en huppelend op één been de stoel vooruit te manoeuvreren, dus blijf ik zitten waar ik werd gedumpt.

Ik kijk rond. Er zitten nog twee gedupeerden. Allebei kijken ze naar het midden van de wachtzaal, alsof we klaar zitten voor een kringgesprek. Niemand zegt iets. Rechts naast mij een jongeman in een al even haastig geparkeerde rolstoel. Zijn blote voet op de kniesteun wijst in mijn richting. We zijn lotgenoten, al is het maar omdat we samen de doorgang blokkeren. Tegenover mij op de stoelen tegen de muur zit, of beter, hangt een oudere man. Hij zit onderuitgezakt met zijn benen ver voor zich uitgeschoven. Zijn bovenlichaam helt naar rechts, zijn hoofd leunt tegen de muur achter hem, zijn ogen zijn dicht en zijn mond lichtjes open… Je zou bijna denken dat hij net is gestorven. Misschien is het wachten hem fataal geworden? Omdat niemand anders paniek slaat, ga ik ervan uit dat hij nog leeft.

Aan de wand hangt een TV-scherm dat theoretisch gezien voor wat afleiding zou kunnen zorgen. Maar het is net als met de rolstoel: dit is ook geen gewone TV. Deze speelt alleen een informatief animatiefilmpje over waarom je moet wachten en hoe lang je moet wachten. Ik leer dat voor mijn type van kwetsuur de wachttijd kan oplopen tot vier uur. Ik snap de bedoeling maar een filmpje over wachten in een oneindige loop is niet de beste manier om er even niet aan te denken dat je zit te wachten. Als ik het vier keer heb uitgekeken, probeer ik wat tijd te doden door contact te maken met mijn lotgenoten.

De jongeman met de blote voet is van de trap gevallen. Hij heeft net foto’s laten nemen, moet nu wachten op het resultaat, maar zit nog het meest te wachten op een pijnstiller die hij een half uur geleden vroeg. De oudere man is nu ook verrezen. Ons gebabbel moet hem hebben gewekt. Hij heeft ook RX-foto’s laten nemen en vreest het ergste: ‘Die foto’s zijn waarschijnlijk allemaal mislukt, ik zit hier al bijna twee uur op het resultaat te wachten …’
Het stelt me enigszins gerust. Een wachttijd in die grootte-orde betekent dat de door mij bijna-dood-verklaarde dan toch geen levensbedreigende aandoening zal hebben.

Er komt beweging in de zaak: de pijnstiller arriveert. We kijken toe hoe de jongeman slikt en drinkt. De verpleegster vertrekt met de lege beker en wij wachten met z’n drieën in stilte tot de pijnstiller zijn werkt doet. Ineens horen we een vreselijke schreeuw. We zitten op spoed, dat kan al eens gebeuren. Een vrouwenstem gaat in de hoogte: ‘Het is niet mogelijk! Dit kan niet waar zijn! Ik heb gewonnen, ik heb gewonnen!’ Andere stemmen vallen met enthousiasme in. De vreugdekreten komen uit een nabijgelegen verpleegsterspost die op de gang uitgeeft. Een verpleegster heeft zo te horen een winnend lot. Ik ben blij voor haar, maar hoop tegelijk dat ze ons eerst komt bevrijden uit deze wachtzaal voor ze haar schort over de haag gooit…

Twee uur later. Mijn foto’s zijn genomen én ontwikkeld. De dokter heeft ze ondertussen kunnen bekijken en komt verslag uitbrengen: mijn knie is niet gebroken, maar wat getoucheerd en ontstoken. Ik word naar buiten gerold. Filip zit mij aan de uitgang op te wachten met twee krukken. Wat volgt lijkt wel de wonderbaarlijke genezing van de lamme: Ik sta zomaar op uit de rolstoel en wandel naar de uitgang! Drie uur rust heeft mijn knie blijkbaar goed gedaan. Filip loopt mij verontwaardigd achterna en duwt de krukken in mijn handen die hij speciaal uit de garage van onder het stof haalde. Ik neem ze gewillig aan. Na twee stappen, voel ik me toch niet meer zo zeker van mijn stuk. De verpleegster is nog niet van mijn zijde geweken. Ze overlaadt mij nog met uitleg over pijnstillers, welke ik best neem en wanneer en neemt zelfs nog uitvoerig de tijd de krukken op de juiste hoogte in te stellen.

‘Wel een vriendelijke verpleegster hé!’, merkt Filip op als we in de auto zitten. Ik beaam dit, maar zeg er niet bij dat ze waarschijnlijk net de lotto had gewonnen. Het zou ondankbaar overkomen. En dat is het laatste wat ik ben! Ik heb echt bewondering voor de mensen die er werken. Zij moeten met evenveel medeleven mensen verzorgen en troosten met zowel doodsangsten, helse pijnen als kleinzerige kwaaltjes… En het is toch voor iedereen een geruststellende gedachte dat zij daar dag en nacht de wacht houden en elke dag, zondag, feestdag paraat staan voor het geval iemand zijn hart even stil staat, zich in een erwt verslikt, van zijn dak valt, of zich stomweg door haar eigen hond laat omverlopen…

10 gedachten over “Spoed”

  1. Fijn dat je blog telkens uit het leven is gegrepen en niet achter de schrijftafel vorm krijgt. Zo’n voorval en de bijhorende pijn werken inspirerend bij het schrijven maar verzachten tegelijk het leed. Ongemak van je af schrijven is de helft van de genezing. Goede moed. Iris!

    Geliked door 1 persoon

  2. 😓 oei … gauw beter …maar buiten de kwelling verdomd sterke pen Iris 👌💪. Grtjs uit het 🇫🇷hooggebergte. ( Pyreneeën) ❤️‍🩹

    Geliked door 1 persoon

  3. een pluim voor je positiviteit Iris. waren alle patiënten maar zo geduldig en dankbaar! mooi verslag en veel beterschap, maar bij onze ontmoeting laatst, zag het er terug leefbaar uit! veel groeten, nu uit Roeselare XXX

    Geliked door 1 persoon

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s