We zijn op weg naar de Ardèche. Filip aan het stuur, ik in de passagierszetel en de hond in de koffer. Het is een lange rit. Voor wat afleiding staat de radio op. Alleen klinken de meeste Franse radiozenders doorgaans meer als een podcast met eindeloze conversaties over een onderwerp dat je niet begrijpt maar dat belangrijker schijnt te zijn dan vermoeide chauffeurs wakker te houden door verdorie gewoon eens een plaatje te draaien! Na wat heen en weer gezap, geruis en geduld, stellen we ons tevreden met een Franse klassieker. Maar de balade des gens heureux gaat in de eerstvolgende bocht onvermijdelijk weer de mist in. Welkom in Frankrijk!
Een paar stops verder zijn we bij Lyon. Vanaf die stad ben je van twee zaken zeker: mooi weer én file. Op de radio klinkt de zoveelste Franse klassieker, Je t’aime, moi non plus. Ze zouden dat nummer moeten verbieden overdag op de radio. De zwoele muziek, de warmte, het vertraagde verkeer … het is een dodelijke cocktail voor vermoeide chauffeurs. Vooral omdat op zo’n momenten het risico erin zit dat je als partner die mogelijke vermoeidheid gaat overcompenseren door gespannen rechtop te gaan zitten, extra alert rond te kijken, zaken te melden die hij misschien niet heeft gezien en aanwijzingen te geven over wanneer hij moet remmen. Maar zo’n co-piloterig gedrag wordt meestal niet in dank afgenomen. Als we als koppel willen aankomen op onze eindbestemming is dit een scenario dat moet worden vermeden. Via mijn gsm en Bleutooth slaag ik erin Radio1 uit de boxen te laten klinken. Leve de vooruitgang, wou ik bijna zeggen, maar dat het klinkt wat cynisch als je stil staat in de file. Maar toch, nu hebben we tenminste eindelijk goede muziek, dacht ik. Een iets heb ik over het hoofd gezien, die andere Franse klassieker: de Tour de France waardoor Radio1 nu ook meer weg van een podcast voor wielerfanaten. Filip zijn dipje is à la minute voorbij, dat is het goede nieuws, maar voor mij hoefde dit niet per se. Het is niet dat ik niet sportief ben, dat ik geen sympathie voel voor Wout van Aert en zijn soortgenoten, maar ik snap niets van heel dat koersgebeuren. Ik heb het geprobeerd, omdat ik weet dat het belangrijk is voor Filip, omdat ik een gepaste reactie wou kunnen geven als hij tijdens het kijken iets riep, maar ik heb het opgegeven… We hebben er vrede mee. Nu hebben we elk ons afgebakend domein waarvoor we vreemd mogen gaan : voor mij is dat om te praten over boeken, voor Filip om te filosoferen over de koers.
We zijn Lyon voorbij. Ik probeer de laatste kilometers op de autostrade door te komen door te lezen. Om in de klassiekers te blijven heb ik I.M. van Connie Palmen mee. Het gaat moeilijk. Palmen, die filosofie studeerde maar schrijver werd, kan ik echt wel appreciëren. Maar in sommige passages verweeft ze ingewikkelde filosofische bedenkingen over wat haar overkomt. Met dat zenuwachtig gemekker op de radio over die jongens op de fiets, kan ik haar moeilijk volgen. Ik klap het boek dicht. Filip zit aandachtig te luisteren, ik kan niet anders dan hetzelfde doen. Af en toe lacht hij of geeft hij commentaar alsof hij bij de reporters mee aan tafel zit. Ik luister wel, maar ik begrijp er niets van. Ze spreken een andere taal, over punten pakken, het klassement, de kleur van hun koerstruitje, met of zonder bollen, speculaties, prognoses,…
Laatst hoorde ik Karl Vannieuwkerke het zich luidop afvragen: ‘Is koers niet een sport die meer dan andere sporten uitnodigt om te filosoferen?’ Tuurlijk! En ik weet waarom. Niet omdat het zo’n spectaculaire of heroïsche sport is, wat Karl insinueert, maar wat moet je anders doen terwijl je urenlang als koeien -excuseer mij voor deze vergelijking- naar een scherm zit te gapen naar jongens die voor 80% van de tijd gewoon gezellig samen aan het fietsen zijn? Een koerswedstrijd is toch enkel boeiend als er iemand valt of ten hoogste tijdens het laatste spurtje voor de eindmeet. De rest van de tijd moet je zelf zien in te vullen. En dat doen ze door oeverloos te palaveren, te discussiëren, tot ze zelf niet meer weten wat ze zeggen, maar dat laten ze niet merken, op die momenten denken ze dat ze aan het filosoferen zijn, je hoort ze praten met een jongensachtige sérieux, alsof de wereldgeschiedenis elk moment een spectaculaire wending zal nemen, en weet je wat, lach er niet mee, het ís wereldgeschiedenis, althans wat hen betreft. Het is aandoenlijk! Maar het is nog niet gedaan. Want na een wedstrijdje filosoferen van gemiddeld vier uur, hebben ze er nog niet genoeg van. Daarom is er ‘Vive le Vélo’ zodat ze daar nog eens alles rustig kunnen herkauwen -excuseer mij voor de vergelijking- net als koeien…
In de Ardèche zijn er gelukkig weinig koeien. Wel schapen en geiten. De hond, schaapsherder van origine, kijkt geïnteresseerd naar buiten door het raam. Op de gps zien we het vlaggetje van de finish al staan en een tijdje later bereiken we de eindmeet na een geslaagde rit zonder valpartijen alias echtelijke discussies. En ik moet het toegeven, eerlijk is eerlijk, dat is allemaal, of toch een klein beetje – ik had nooit gedacht dat ik dit zou schrijven – dankzij de Koers.
Vive Le Vélo!
Schitterend!!!!!!!
LikeGeliked door 1 persoon
100% gedeelde koers frustraties! Je schrijft het nog beter neer dan ik het ooit kan bedenken…
👍👍👍
LikeGeliked door 1 persoon
Ha, ha, prachtig geschreven, Iris!
LikeGeliked door 1 persoon
Altijd gezellig in de auto op de Franse wegen 😎
LikeGeliked door 1 persoon
Super relaas van de Franse hoogdagen!ik snap er ook niet veel van….heel mooi verhaal!
LikeGeliked door 1 persoon
Terug een topschrijfsel.
Herken deze reis situatie!
LikeGeliked door 1 persoon
Heel herkenbaar!
LikeGeliked door 1 persoon
Zo te horen was het een spannende rit
LikeLike
Gelukkig ken je meer van schrijven en zingen dan koers … deze editie can de Ronde🇫🇷 Was dan ook zo goed als het beste zomerboek …
Smaken verschillen .. en dat is maar goed ook , of we zaten allemaal in t zelfde restaurant op zaterdag … vive le velo en de koers 🤩
LikeGeliked door 1 persoon