Markt

De geur van gemarineerde olijven, van aromatische kruidenmengelingen, van lavendel, van rijpe meloenen, van kazen niet in plakjes maar in de vorm van gigantische kaaswielen, van verse look in ter plaatse gemaakte pangerechten, van verteerde look in de ademwalm van een passant, van T-shirts met zweetvlekken van mannen die al spijt hebben dat ze meekwamen, van kokoszonnecrème van een toeriste die voor mij slentert en mijn zicht belemmert met haar veel te grote zonnehoed… We zijn op een marktje in de Ardèche.

Zo’n zonnehoed heb ik ook, maar hij ligt thuis. Als je je koffers pakt moet je keuzes maken. Nu moet ik voor de zon schuilen onder de tentzeilen van de kraampjes waardoor ik de markt zigzaggend afleg. Mijn reisgenoten doen hetzelfde, elk op eigen tempo naargelang eigen voorkeur en believen. Bij mij zijn dat handtassen, juwelen en zomerkledij. In de laatste soort blijf ik gemiddeld wat langer hangen. Dat komt omdat je kleren niet enkel moet bekijken maar ook moet aanraken, je moet eerst aan de stof voelen met één hand en dan met beide handen het kledingstuk opentrekken zodat je het model kan bekijken. Dat is veel werk, ook omdat er een zeer divers aanbod is. Maar in al zijn diversiteit hebben alle kledingstukken hier één ding gemeen: ze lijken allemaal geschikter dan wat ik nu draag, meer nog, dan alles wat nog in mijn koffer zit. De verkoper leest mijn gedachten en prijst uit compassie de prijs omlaag van het jurkje dat ik sta te betasten. Het zou onbeleefd zijn om nu weg te lopen. En als ik dan toch iets moet passen, kan ik evengoed nog wat andere luchtige niemendalletjes proberen. Je weet nooit, met die opwarming van de aarde dragen we binnenkort misschien alleen nog dit soort frullen. De marktkramer lokt mij mee naar backstage van zijn marktkraam. Daar staat zijn camionette geparkeerd, in de blakende zon, gedeukt en geblutst als een bio-appel, de bestelwagen van een marktkramer met jaren ervaring. Hij opent één deur van de laadruimte en wijst naar een klein opstapje. Ik kan me geen enkele andere situatie indenken waarin een vrouw zo gewillig in de laadbak van een camionette van een vreemde man stapt. Zelfs ik – die me nog kreupel voortbeweeg en nauwelijks mijn bed in en uit kan sinds mijn operatie* – zelfs mijn kreupele ik bestijgt het wankele trapje. De deur achter mij wordt dichtgeslagen. De lucht is er bedompt en ik kan maar net rechtstaan. Er is geen stoel, maar er staat wel een grote spiegel om de ruimte wat meer op een pashok te doen lijken. Ik trek mijn kleren uit en hoop enerzijds dat de deur niet onverhoeds wordt opengerukt en anderzijds dat ze niet dichtblijft. In dat laatste geval hoop ik dat mijn compagnons mij hebben zien verdwijnen in dit kraam.

Ik heb het gevoel dat ik de marktkramer nu maar beter niet kan teleurstellen door tenminste iets te kopen. Bovendien kan hij wel wat sponsoring gebruiken, voor een pashokje bijvoorbeeld. Ik sta verwoed te passen, steunend en zuchtend, en even later bonk ik zwetend van verlangen op de binnenkant van deur. Ik mag eruit, in ruil voor wat losgeld.

Met enige opluchting en een nieuw kleedje vervoeg ik mijn reisgenoten. Het enige wat ik nog aankan is een terras met comfortabele stoelen. Gelukkig zijn mijn reisgenoten -zoals meestal- dorstig. We vinden een terras met genoeg stoelen, maar te weinig personeel. Er hangt een briefje op dat er “wegens personeelstekort aanbevolen wordt aan de toog te bestellen”, vreemd genoeg staat er achter die toog dan weer te veel personeel dat mekaar alleen maar in de weg loopt. Ik moet mijn definitie dus herzien : het is een terras met genoeg personeel, maar met te veel stoelen. Als onze bestelling klaar is, kunnen we doen wat mensen doen op een terras: de marktgangers vanaf de zijlijn becommentariëren alsof we er zelf niet meer bij horen.

Het is al na de middag als we in omgekeerde geurvolgorde teruglopen: de geur van kokoszonnecrème (een toeriste die jurkjes staat te betasten in mijn kraam en nog niet beseft dat ze straks zal worden opgesloten), van een T-shirt met zweetvlekken (haar man die liever een terrasje zou doen maar braaf staat te wachten om goedkeurend te knikken als ze iets in de lucht steekt), van verwerkte look (de panschotel is klaar en wordt in porties verkocht), van kaaswielen (die nu eerder op halve manen lijken), van de rijpste meloenen die opengesneden liggen in hapklare stukken voor de marktgangers, van verteerde look (het drankje zorgt bij één van mijn compagnons voor een oprisping van de tzatziki van gisteren), we zijn gelukkig net ter hoogte van de geur van lavendel, de aromatische kruidenmengelingen en de gemarineerde olijven …

10 gedachten over “Markt”

  1. Kan dat vooral beamend ruiken …
    Net terug van een avond markt in de Pyreneeën.. dus helemaal mee met het goed geschreven verhaaltje .. fijne zomer lieve blog fanaten ….

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie