Moederdag

Vijf jaar geleden. De dag voor Moederdag. Mijn zonen van 8 en 10 jaar wandelen naar de supermarkt met een rugzak alsof ze op expeditie vertrekken. Ze hebben een bijzonder missie: boodschappen doen voor Moederdag. De dag erna blijf ik extra lang in bed liggen, tot ik hen de trap hoor op stommelen. Even later lig ik te genieten van een luxe ontbijt met cava en al. Als de cadeautjes zijn uitgepakt en de cava ontkurkt, verneem ik dat een mevrouw hen gisteren in de supermarkt aan de kassa had tegengehouden omdat ze een fles cava wilden kopen. Als ze hun leeftijden optelden waren ze samen 18, maar dat telde niet als excuus. Dat het voor de liefste mama van de hele wereld was wel. Het heeft niets gescheeld of ik had als verrassing de kinderbescherming aan de deur.

Lees verder Moederdag

Schrijver

Een handtas, een kaartspel, een leesbril, een tafellamp, een voetbal, een kamerplant, witte sneakers, een haarspeld, een boek… Dit is geen aanvulling van de zin: ‘Ik ga op reis en ik neem mee…’, maar wel van: ‘Ik ben puppy Lucy en ik eet graag…’

Een puppy in huis is de ideale manier om je te leren onthechten van materiële zaken. En als dat niet lukt, dan zijn de meeste spullen vervangbaar. Behalve één ding.

Lees verder Schrijver

Leef

Stel… je weet dat je morgen sterft, wat zou je als laatste avondmaal willen? De vraag ligt op tafel tijdens het avondeten. Hoe we erbij gekomen zijn, herinner ik me niet meer. Misschien was het een thema van een Netflix-serie die we bespraken, misschien was het Filip die dacht dat hij corona had, of misschien was het gewoon de aanblik van het hoopje puree op ons bord, die een wilde fantasie over lievelingsgerechten triggerde.

Pita! Mattis moet er zoals verwacht niet over nadenken. Simon -ook zoals verwacht- blijft twijfelen tussen rosbief met erwtjes van oma of een buffet van pizza, frietjes én spaghetti. Filip zijn voorkeur probeer ik te voorspellen: witloof in hesp in de oven door mij klaargemaakt? Hij bevestigt dat meteen natuurlijk – je wil geen ruzie de laatste dag. En voor mezelf kies ik de gegrilde feta van het grieks restaurant, ik zie me niet staan koken op mijn laatste dag. Zo, dat is mooi geregeld!

Terwijl ik de tafel afruim, blijft de vraag door mijn hoofd spoken. Moest ik nu weten dat ik morgen zou sterven, zou ik dan op restaurant willen vandaag? Zou ik überhaupt iets door mijn keel krijgen? Wat zou ik doen op mijn laatste dag?

Leef elke dag alsof het je laatste is… Ik vond het altijd zo’n mooie spreuk. Maar nu ik er dieper over nadenk. Ik weet het zo niet. Ik ken mezelf, ik blokkeer op deadlines, ik zou elke minuut op mijn horloge kijken en niets gedaan krijgen. Veel kans dat ik mijn bed niet eens uitkom, verlamd door de angst niet de juiste keuzes te maken in de tijd die me nog rest.

Nee, wat een akelige gedachte! Ik moet op zoek naar een ander levensmotto. Ik wil wel van elke dag genieten, maar dan liefst zonder de wetenschap dat het de laatste is. Waarom niet ‘Leef alsof je eeuwig leeft’? Zou ik dan niet voluit durven gaan, zonder angst voor gevaren, 100% kunnen genieten? Maar dan besef ik het. Het geheim zit hem natuurlijk in het woord ‘alsof’, leef alsof het je laatste dag is en leef alsof je eeuwig te gaan hebt. Het is de kwestie van het halfvolle of halflege glas.

Wat maakt het uit. De klemtoon ligt natuurlijk op ‘Leef’! Wel, daar kan ik me in vinden en in dat geval… ik moet meteen mijn vrienden opbellen, hen uitnodigen voor een tuinfeest, de polonaise dansen tot we erbij neervallen en op het leven toasten met cava alsof een kater niet bestá-a-áát en André Hazes jr. mag ook komen.

Nu alleen nog de versoepelingen afwachten.

Radio

Hij heeft twee draaiknoppen: één om het kanaal te wijzigen en een volumeknop. Op het snoer zit een verfvlek en de antenne is afgebroken. Door dat laatste gebrek vangt hij de radiosignalen niet meer zo nauwkeurig op. Niet zo handig, want de laatste tijd moet ik nogal vaak zappen. Normaal ben ik Radio1 luisteraar maar die klinkt het afgelopen jaar meer als Radio Corona. Met live verslaggeving van onder de onderhandelingstafel: welke schoenen heeft de minister aan en kan hij daarmee wel gefundeerde beslissingen nemen? Daarna wordt vanuit de radiostudio een gast opgebeld om elke komma van het nieuwe besluit te bespreken. Ze gaan er -zoals verwacht van Radio 1- grondig op in. Ze bespreken bijvoorbeeld niet alleen waar die komma staat, maar vooral waarom en of er geen verband is met die schoenen? De dag erna zit de minister zelf aan de ontbijttafel om uit te leggen waarom hij die schoenen droeg. De interviewster speelt met haar onschuldige engelenstem de advocaat van de duivel, dat is haar job en in het beste geval legt ze hem nog een uitspraak in de mond waarmee ze straks het nieuws haalt: ‘Wat als uw vrouw gisteren andere schoenen had klaargezet?’

Die wat-als-scenario’s boeien mij niet zo… Ik geef op goed geluk een draai aan de kanaalknop. Terwijl ik wacht tot het lichtje van de Senseo niet meer knippert, luister ik op een volgende zender naar een weerbericht. Niet het weer zelf vangt mijn aandacht, maar de stem die het voorleest. Die doet me denken aan de lagere school, aan de manier waarop klasgenoten de voorbeden voorlazen tijdens de verplichte misvieringen. Op het einde van elke zin gaat de intonatie vragend omhoog alsof de lezer zich elke keer afvraagt of hij het wel goed las. Het weerbericht wordt afgesloten met een tune van Radio Bingo. Dat blijkt een lokale radio te zijn die uitzendt van een paar minuten van mijn deur. Het zou nog eens écht een ex-klasgenoot kunnen zijn…

Ik duw op de knop van één tas koffie en geef ondertussen nog een draai aan de radio. Niet meer lukraak. Deze keer scroll ik meteen door naar Joefm. De muziek valt daar ook nog mee. Ideaal om de kauw- en slikgeluiden van tafelgenoten te maskeren. Maar tijdens het hoorspel van gerepeteerde gesprekken tussen de twee dj’s heb ik moeite mezelf te bedwingen… Ik probeer het vol te houden, in het volle besef dat zij gewoon hun uiterste best doen wat luchtige vrolijkheid de Vlaamse ether in te sturen. Alleen doen ze zo hun uiterste best… dat het wat van zijn luchtigheid verliest. Zoals eiwit dat maar niet wil opstijven omdat je er te hard in klopt.

Ik probeer nog even vol te houden, tot mijn koffie op is op z’n minst. En dan is het tijd voor die laatste knop, die ik vergat te vermelden: de uit-knop. Die werkt gelukkig ook nog.

Hondentraining

Een hondenleven gaat zeven keer sneller dan dat van een mens. Onze puppy Lucy van een paar maand geleden is nu een puberhond die met onze voeten speelt, vaak letterlijk. Ze is slim én rebels, een dodelijke combinatie. Ze weet ons om de tuin te leiden, ook vaak letterlijk. En net zoals een echte puber hekelt ze ouderlijk gezag en vindt er vooral plezier in ons op fouten te wijzen: ze gaat aan de haal met schoenen die we lieten rond slingeren, drinkt restjes koffie uit kopjes die we vergaten op te ruimen, en steekt haar neus achter behangpapier dat niet goed was vastgelijmd.

Bruno, de hondentrainer belooft op zijn website dat hij in vijftal sessies de belangrijkste levenslessen kan aanleren aan elke hond. Ik twijfel niet en maak een afspraak. Voor je kan intekenen op de groepslessen, komt hij graag eerst thuis langs voor een eerste kennismaking. Lucy neemt dat kennis maken opnieuw vrij letterlijk en bespringt de man van zodra hij binnen is. Ik hou het iets beschaafder. De hondentrainer is niet onder de indruk van Lucy haar charme-offensief. Een half uurtje en een paar simpele trucjes later, weet ze dat ze rustig moet wachten in de living als de deurbel gaat en dat ze een bezoeker mag besnuffelen maar niet bespringen. Ik kan het zelf bijna niet geloven maar na die eerste kennismaking heb ik al een volledig andere hond. Was dit het scenario van een filmpje op Facebook, dan had ik er geld op verwed dat het gemanipuleerd was. Als Filip ‘s avonds thuis komt, herkent hij Lucy niet meer. Ze zit braaf op haar matje te wachten tot iemand haar aandacht wil geven. De rest van de avond zit Filip vol medelijden naar zijn hond te kijken in de overtuiging dat die ernstige mishandelingen heeft doorstaan. Lucy van haar kant, zet haar meest trieste blik op, in de hoop een snoep te krijgen.

Een paar weken later is er eindelijk een plaatsje vrij voor de eerste puppytraining. Zij is wel geen puppy-puppy meer, maar we moeten beginnen bij de basis. Door corona liep ze wat leerachterstand op. Ik volg de GPS naar het adres dat Bruno aan de telefoon opgaf. In de buurt van het vlagje op de navigatie staat inderdaad een mevrouw met een hond te wachten. Ik parkeer en haal mijn hond uit de koffer, als om te tonen dat ik er ook bij hoor. De mevrouw zegt niets. Ik houd beleefd afstand en blijf aan de overkant van de straat staan. Niet omwille van corona, maar omdat ik niet wil dat Lucy haar of haar hond bespringt. Want na die paar weken is het effect van de eerste interventie van Bruno al wat vervaagd.

Ik sta hulpeloos rond te kijken en heb geen idee waar de training precies door gaat en wat er van mij verwacht wordt. Zal de Bruno nu ergens verschijnen? Uit onzekerheid probeer ik wat contact te leggen met de mevrouw en roep naar de overkant of haar hond ook een puppy is? Ze werpt een blik op het massieve beest naast haar dat tot aan haar middel reikt en antwoordt dat hij al vier jaar is. Ze kaatst mij een vraag terug of ik ook op dit uur een afspraak had? Blijkbaar was zij in de overtuiging een training alleen te hebben… Ik concludeer dat deze mevrouw meteen al twee redenen heeft om mij te argwanen. Eén: ik heb totaal geen verstand van honden en twee: ik kom haar één-op-één-training verstoren. De rest van de tijd sta ik naar mijn smartphone te staren op zoek naar het bewijs van de afspraak.

Na een paar minuten, komt het antwoord op al onze vragen uit de tuin van wat Bruno’s huis moet zijn: een stoet hondebaasjes elk met een puppy aan het einde van hun leiband. Daartussen herken ik Bruno. Hij kijkt verrast op mij nog te zien! Nu pas snap ik waarom de hond van de madam aan de overkant geen puppy was, en nu pas snap ik dat ik een uur te laat ben voor de puppytraining. Ik geneer me te pletter tegenover Bruno, al de baasjes én hun hondjes er bij. Lucy daarentegen is dolenthousiast over zoveel soortgenoten die moeten besnuffeld worden. Ik moet alles uit de kast halen om haar ongetemde enthousiasme in toom te houden en haar terug in de koffer te plooien. Ik prijs mezelf gelukkig dat ze me geen vragen kan stellen waarom we nu al terug keren.

De week erop hebben we een nieuwe date. Nu ik al eerder op verkenning kwam, ben ik ruim op tijd. Met lichte blijk van trots loop ik samen met de andere baasjes meteen door naar het oefenterrein. De vorige keer was ik blijven steken op de oprit. Vanaf daar is het nieuw voor mij. Ik ontdek dat het oefenveld een voormalig grasveld is, dat nu het perfecte decor zou zijn voor een wedstrijd modderworstelen. Ik heb al snel door dat laarzen hier geen overbodige luxe zijn, of als die niet voorhanden zijn, dan misschien een paar versleten sportsloefen, of desnoods blote voeten, werkelijk alles wat ik kan bedenken is beter dan mijn witte sneakers. Maar Lucy huppelt en trekt mij vrolijk mee met de bende. Mijn evenwicht wordt zwaar op de proef gesteld. Op de glibberige moddergrond heb ik weinig houvast. Met veel moeite voorkom ik een hilarische entree tussen mijn nieuwe vrienden. Het zou fantastisch materiaal geweest zijn voor deze blog, dat wel. En als ik bijna onderuit ga, verzekeren de andere baasjes mij dat Bruno mij wel zou oprapen. Maar ik laat het niet gebeuren. Een vol uur lang hou ik me staande. Al bij al zou je die eerste training een succes kunnen noemen, niet in het minst omdat Lucy – dank zij de talrijke snoepjes- toch een paar keer gaat zitten en liggen op mijn commando.

Na een uurtje fluit Bruno het eindsignaal. Ik ben bekaf. Een uur lang krampachtig proberen overeind te blijven, terwijl je ondertussen als enige nieuweling tussen anciens oefeningen moet proberen te begrijpen en correct uitvoeren, is uitputtend. Ik duw Lucy in de koffer samen met mijn modderschoenen en rij naar huis op kousenvoeten. Thuis strip ik mijn modderpak af en blijf een half uur dobberen in bad. Ik sluit mijn ogen. De aangeleerde commando’s en gênante scènes spelen zich af als een film in mijn hoofd. Maar geleidelijk aan kom ik in het warme water weer tot mezelf. En ineens snap ik de essentie van de hondentraining. Het zijn niet de snoepjes die het hem doen, zelfs niet de hondjes en hun karakter, maar het enige waar het om draait, zijn de baasjes! Bruno geeft helemaal geen hondentraining, hij traint de baasjes! Baasjes leren wanneer ze een brokje mogen geven, wanneer ze afstand moeten nemen, wanneer ze de hond moeten roepen, wanneer ze niets mogen zeggen, wanneer ze een commando moeten geven, wat ze moeten zeggen en met welke intonatie…

Het is de enige verklaring waarom Bruno geen enkele keer Lucy ter orde riep, maar wel ettelijke keren naar mij riep dat ik veel meer een bitch moest zijn. Ik was hier niet op voorbereid! En hoe kan je een bitch zijn als je al je energie moet steken in niet uitglijden? Ik ben ondertussen uit mijn bad geklommen en spreek mezelf toe in de spiegel :

“Volgende keer trek je jouw stevigste bitch-schoenen aan en geef je kordaat het commando aan Filip om naar de hondentraining te gaan.”

Verkeersles

Als we al eens buiten komen tegenwoordig is het om te gaan werken of om naar school te gaan. Maar vandaag maak ik een andersoortig uitje. Ik breng mijn zoon naar het politiegebouw. De politie heeft de afgelopen maanden actief gepatrouilleerd rond scholen. Tussen 8u en 8u30 gingen ze op zoek naar jongeren die een verkeersovertreding begingen.  Ze kregen geen boete maar een uitnodiging om een verkeersles te volgen tijdens de krokusvakantie. Mijn jongste zoon moest gisteren komen omwille van een kapot fietslicht en mijn andere vandaag omdat hij op het voetpad had gefietst. Nu zit hij op de passagierszetel te balen hoe het mogelijk is dat dit het enige evenement is in corona-tijd dat niet werd afgelast.

Als hij is uitgestapt zet ik de radio wat luider. Ik geniet van het ritje naar huis in mijn nieuwe auto. De bluetooth radio pikt vanzelf mijn Spotify-playlist op. Ik heb de indruk dat die radio zelfs aanvoelt welk nummer ik nodig heb. Na bijna een jaar steriel ingepakt te zitten in onze bubbel, vacuüm verpakt als vlees dat langer moet bewaard worden, snak ik zuurstof, naar feesten, naar een fuif, naar veel volk, naar drank in plastieken bekers, naar dansen met stroboscooplicht, naar luide muziek, naar beats die je hart gaande houden… et voilà Lenny Kravitz! Are you gonna go my way! Die zalige gitaarrif het hele nummer door, die dan even wegvalt om ons te plagen en pas weer invalt na de drum en de bas… Ik wil het nog eens horen, nog wat luider om de beat te voelen. Toen ik 18 was zette ik de boxen tegenover mekaar op de grond en ging er tussen liggen, om helemaal op te gaan in de muziek. Nu heb ik mijn auto, met massage zetel, verwarmd stuur en te coole boxen voor een luxe-madammencar!  

Rood licht. Als ik dan toch moet wachten, duw ik nog eens op repeat. Ik heb nu ook mijn armen vrij om op het ritme mee te zwaaien en aan Lenny aan te geven wanneer de rif weer moet invallen. Op het voetpad naast me staan twee buurvrouwen. Ze zijn even aan hun bubbel ontsnapt om een praatje te maken. De ene met een plumeau en de andere met een borstel om de toevallige ontmoeting te verantwoorden. Misschien zijn het niet eens buurvrouwen, maar gewoon twee vriendinnen die hier hebben afgesproken via een smsje “afspraak om 10u op het trottoir bij de verkeerslichten, daar zien we nog wat volk passeren en vergeet je plumeau niet!” Iedereen heeft nood aan een uitlaatklep. Ik van mij kant zit ondertussen headbangend en met mijn armen zwaaiend achter mijn stuur… De vriendinnen kijken vreemd op, ik ben een concertzaal op wielen.

Na een uurtje pik ik mijn zoon weer op. De muziek staat weer wat stiller. Al is de verleiding groot om hem het nummer te laten horen, zo luid als daarnet. Hij mag weten dat ik ook jong ben geweest en uit de bol ging op muziek. Misschien is het niet slecht even een ander aspect van mezelf te belichten dan de over- schoolwerk-en-rondslingerende-was-zeurende-moeder. Maar ik beheers me. Je eigen moeder die een regressie maakt naar haar puberjaren is niet wat een puber wil zien. Ik zal er geen begrip mee kopen, integendeel.

In plaats daarvan vraag ik hem hoe het was. Het antwoord is een langgerekte ‘Gewoon…’  

Na een paar minuten stilte sijpelt er toch nog wat informatie door. Er zaten nog een heleboel andere jongeren die ook uit hun bubbel mochten vandaag, omdat hun fietslichtje had gemankeerd. Hij zat naast een meisje dat op haar GSM had gekeken terwijl ze fietste. Ze kregen les over de verkeersregels van een politieman. Net als ik daarnet, had die willen aantonen dat hij ook jong geweest was en hun leefwereld kende. Het belang van niet te snel te rijden, had hij als volgt vergeleken: “Je ziet méér als je traag rijdt, vergelijk het met wanneer je op het strand wandelt, dan kan je ook beter de mokskes bekijken, dan wanneer je hen snel voorbij loopt”  

Wat een vergelijking! Het klinkt meer als een scène uit de hopeloos gedateerde Baywatch-serie dan iets uit de leefwereld van deze gastjes van net geen 15. Die maken geen strandwandelingen, die spelen games en kijken Youtube! En wat is de relevantie hiervan voor fietsende jongeren? Waren er jongens die te snel hadden gereden met hun fiets misschien? En dat woordgebruik, mokskes! Dat dateert van toen mijn vader hip was. En hoe heeft dat meisje dat in die klas zat dit geïnterpreteerd? Hoe meer ik erover nadenk, hoe meer plaatsvervangende gêne is voel.

Ik begrijp het wel natuurlijk. We doen de vreemdste dingen om tot die pubers door te dringen. Ik was er eerder die dag zelf ook bijna ingetrapt. Ik denk dat we vooral onszelf moeten blijven, want wat je ook probeert, je valt door de mand, het is een onmogelijke opdracht.

Dat mijn zoon een halve dag van zijn vakantie heeft moeten opofferen, zal meer effect gehad hebben, dan de verkeersles zelf, vermoed ik. Maar misschien is dat al genoeg om hem eraan te herinneren nooit meer te fietsen zonder licht. We mogen het kind niet met het badwater weggooien : verkeerslessen kunnen levens redden.

En tot slot nog een bonustrack : Are you gonna go my way (Lenny Kravitz)

Enjoy!

Auto

Of ik de auto kan ophalen donderdagvoormiddag? Auto’s en alles wat er bij komt kijken, het is normaal Filip zijn verantwoordelijkheid. Maar vandaag moet ik even bijspringen en mag ik onze nieuwe auto gaan ophalen. Als ik binnen kom in de garage, is het eerste wat me opvalt de geur, een mélange van nieuw rubber met leder en een vleugje autowax. Ik blijf nog even in de inkom staan en laat mijn blik door de weidse toonzaal gaan. Het heeft iets sacraals, de spiegelende vloertegels, de immense raampartijen en dat hoog in de lucht zwevend dak. Net als in een kerk wordt de nietigheid van de mens hier benadrukt. De boodschap is: we zijn niets in vergelijking met die hemelse creaturen die hier geëtaleerd staan. Ik doop mijn handen in de ontsmettingsgel bij de deur en stap stilletjes in de richting van de onthaalbalie.

Onze auto is een toonzaalmodel, had Filip gezegd. Ik hoop dat ze hier weten welke het is. Ik heb er zelf geen idee van.

Tegen de garagebediende fluister ik dat ik een nieuwe auto kom ophalen. Hij wijst me zonder woorden de weg naar de ontvangstruimte voor kopers van nieuwe wagens. In het midden van deze theatrale ruimtelijkheid is er voor ons soort klanten één klein afgesloten kantoortje. De biechtstoel. Ik ga ervan uit dat Filip hier ook heeft gezeten voor een diep gewetensonderzoek en intieme onderhandelingen. Hier heeft hij moeten bewijzen dat hij het waard was.

Mij wordt gelukkig enkel nog gevraagd papieren te tekenen, onze akte van geloof en trouw. Daarna staat de verkoper op en mag ik hem volgen. We lopen zigzaggend tussen de blinkende carrosserieën. Ik verwacht nu eindelijk kennis te maken met onze nieuwe auto. Plots stopt hij en draait zich om. Het eerste wat ik zie is géén auto maar een bordje waarop staat ‘Welkom mevrouw Claeys’. Eenzelfde soort verwarring overvalt me zoals wanneer je wordt beetgenomen door een illusionist. Ik kijk hem vragend aan. Hoe wist u dat ik zou komen en niet Filip? Hij staat te glimmen van trots. Het is voor dit soort gelukzalige momenten dat iemand autoverkoper wordt, neem ik aan. Als we allebei bekomen zijn, opent hij galant het portier van de wagen naast het bordje. Hij laat me instappen en slaat de deur weer dicht.

Een doodse stilte overvalt me in de auto die nog tot leven gewekt moet worden. Ik kijk rond, maar durf nergens aan te komen. Het duurt maar een paar tellen tot hij zich via het andere portier naast mij komt installeren. Ik besef dat ik niet kan vertrekken, voor ik heb geluisterd naar het voorlezen van de handleiding. Heel ingewikkeld kan het niet zijn, zo te zien, er is maar één knopje. Er staat op start/stop. Maar eens de autofluisteraar naast mij dat knopje heeft ingedrukt, transformeert het dashboard zich tot een computerscherm met ontelbare virtuele knopjes, schuivers en meters, waarmee je zo goed als alles kan personaliseren: de kleur van de sfeerverlichting, de positie van de zetels, de remsnelheid, het motorgeluid, de gevoeligheid van de ruitenwissers. De verkoper stelt me gerust, dat ik dit niet elke keer moet doen, de computer onthoudt het profiel van elke bestuurder.

Ik probeer zijn swipende vinger over het scherm te volgen maar zit me stiekem zorgen te maken, hoe ik dit ding veilig thuis zal krijgen, met maar twee pedalen en één knopje.

Als de hele epistel is voorgelezen, wisselen we van zetel en manoeuvreert hij de auto uit de toonzaal. Hij parkeert hem voor de poort, klaar om de wijde wereld in te trekken. Nu is het aan mij. Mijn aarzeling moet voelbaar zijn. Ik zie een autotechnieker wat verderop in mijn richting gluren van achter een openstaande motorkap. Ik stap in. De verkoper slaat de deur dicht, alsof ik dat ook al niet zelf kan. Hij blijft vlak naast mij staan zoals je iemand bij staat net voor hij gaat bungeejumpen. Ik kijk naar mijn voeten en naar de versnellingspook om het gevaar in te schatten. Net voor ik wil vertrekken, geeft hij me door het venster, dat ik zelf heb open gekregen, nog een laatste tip mee. ‘Als je niet gewoon bent om met een automatiek te rijden, leg dan je linker voet achter je rechter zodat die niet in de verleiding komt een pedaal in te drukken…’

En zo rij ik omzichtig de garage uit met mijn ene voet als een verlamd voetje op het autotapijt.

Tijdens die eerste autorit concentreer ik me krampachtig, niet op het verkeer, maar op mijn linkervoet die moet blijven liggen. Het is het enige waar ik kan aan denken. Een geluk dat in deze volautomatische-alles-vanzelf-auto het ook het enige is waar ik moet aan denken. Al de rest mag je overboord gooien: vergeet het naar sleutels zoeken en in het slot wringen, lichten aansteken, zetel in positie zetten, schakelen, letten op toerentallen, ruitenwissers aanzetten, handrem aantrekken, alles gaat vanzelf! Ik heb handen, voeten en hersencapaciteit te veel.

‘s avonds als Filip thuis komt, ben ik aan het koken. Hij grist de autosleutel op de keukentafel en loopt direct door naar de auto voor de deur. Ik heb geen tijd om hem ook maar iets uit te leggen, maar besluit hem zijn momentje alleen te gunnen en hem niet achterna te lopen. Als hij na tien minuutjes al terug binnen komt, lijkt hij ontgoocheld. Het dashboard had hem verwelkomd met ‘Dag Iris’ en vervolgens werd hij traag maar zeker gekneld tussen de naar voor schuivende zetel en het stuur. De slimme auto wist al dat ik graag dicht bij het stuur zat.

Een woord van troost dringt zich op, dat de liefde van deze goddelijke auto oneindig is, we moeten alleen een extra profiel instellen. Hoe dat moet heb ik niet onthouden, maar dat staat vast in die Bijbel in het handschoenenvakje.

Schoenen

Drie jaar geleden. Het is een paar maanden voor onze trouw. De voorbereidingen zijn vlekkeloos verlopen. Alleen tijdens de zoektocht naar Filip zijn trouwkostuum staat het huwelijk nog even op de helling. We kunnen pas trouwen nadat hij zijn fobie overwint voor winkels met paskamers. Mijn toekomst ligt volledig in de handen van winkeljuffrouwen en hun therapeutische kwaliteiten. De missie slaagt. Thuis showt Filip trots een stijlvol trouwkostuum, op zijn kousenvoeten… Nu nog schoenen.

Om die laatste zoektocht in te korten doe ik vooraf prospectie op internet. Ik ben uiteraard niet van plan trouwschoenen online te kopen: trouwen doe je niet op postorderschoenen. Maar om een duidelijker beeld te krijgen op wat hij wil, en zo de winkeltocht te vereenvoudigen, selecteer ik een paar modellen op een webshop en vraag zijn mening. Eén paar vindt hij meteen chic. Er zijn veel verschillen tussen mannen en vrouw, maar bij ons komen er veel tot uiting tijdens het winkelen. Als ik denk dat ik de perfecte schoenen heb gevonden, wil ik altijd nog verder rondkijken of er niet nóg leukere bestaan… Bij Filip werkt dat niet zo. Nu hij in zijn ogen het perfecte paar heeft gevonden, gunt hij geen enkel ander nog een blik waardig. Meer nog, als ze zijn maat hebben, moet ik ze maar direct online bestellen.  

En dan heb je nog een verschil dat op dit moment in zijn voordeel speelt: mijn voeten variëren tussen maat 41 en 42, een variabele maat dus, waardoor ik alle schoenen moet passen. Maar er bestaan blijkbaar mensen, zoals Filip, met een vaste maat. Het principe van een vaste rentevoet, het kost waarschijnlijk meer in aankoop, maar je bent je hele leven op je gemak. Ik kan geen enkel argument meer bedenken om hem mee te krijgen naar een winkel.  

Maat 44 blijkt uitverkocht, maar na wat zoeken op het wereldwijde web, vind ik exact diezelfde schoenen op een andere website. Ze kosten dan nog eens de helft minder dan op de vorige site en ze hebben zijn maat nog! Van danig enthousiasme over zoveel geluk, bestel ik zonder aarzelen Filip zijn trouwschoenen online.

We zijn een paar weken verder. De meeste genodigden hebben al bevestigd. Enkel de trouwschoenen zijn nog niet van de partij. Ik doorzoek mijn mails en besef dat ik niet eens een bevestiging heb ontvangen van de bestelling. De site van de schoenen vind ik gelukkig terug via de zoekgeschiedenis van mijn computer. Nu pas valt het me op dat die is opgesteld in een soort Engels dat met haken en ogen vast hangt aan wat ze moeten betekenen. Dit is duidelijk een heel slecht gemaakte nep-website die mij heeft gelokt met foto’s geplukt uit mijn zoekgeschiedenis, of hoe dat ook werkt, ik ben erin getrapt. In mijn beste nep-Engels stel ik een klachtenmail op en hoop dat hij aankomt bij de Fake-ganistanezen.

De trouwdatum nadert op de kalender. Om te voorkomen dat Filip mij op blote voeten eeuwige trouw moet beloven, is een rondje winkelen nu onvermijdelijk. Het is de laatste hindernis. We slagen met gemak en komen thuis met een paar échte Van Bommels die Filip nu nog altijd draagt. Hij heeft er zelfs al mee gezwommen – al was dat niet uit vrije wil.

Een week later belt de postbode aan met een pakket dat niet in de brievenbus past. Ik heb geen flauw vermoeden wat het kan zijn. Binnen bekijk ik het pakje, het lijkt een doos in grijze plastiek gewikkeld met Chinese tekens bedrukt. Is het écht mogelijk dat de nepwebsite mijn klachtenmail heeft ontvangen en nu toch nog de schoenen heeft opgestuurd? Met verhoogde hartslag verscheur ik de verpakking. Er komt inderdaad een schoendoos te voorschijn. Ik ben verrast en tegelijk een beetje ontgoocheld. Het is niet zo’n doos van donkergroen karton met gouden letters waar lederen trouwschoenen in thuis horen, maar een flauwe ingedeukte blauwe doos. Ik durf het deksel er niet afhalen. Misschien is het wel de box van Pandora uit het Verre Oosten die alle onheil zal verspreiden. Zo vlak voor de trouw laat ik die maar beter dicht.

Mijn nieuwsgierigheid wint het van mijn angst…  

Ik plooi het deksel open. In de doos liggen naast mekaar, als twee baby’s in een couveuse, lieflijk ingepakt in een velletje wit boterpapier, twee fuchsia roze plastieken sportschoenen, alias de trouwschoenen van Filip!

Maat 44, ze passen perfect.

Lucy

Filip is verliefd op een ander. Dat merk ik aan kleine dingen. Hij loopt de hele tijd met een glimlach rond, klaagt niet meer over rugpijn en de achtergrondfoto op zijn telefoon is veranderd. Het portretje van mij, waarop ik poseer met een zomerhoedje, is vervangen door een foto van haar.

Ze heeft halflang zwart haar met een witte bles, donkere ogen, sproeten en dikke witte snorharen… Het is onze puppy Lucy.  

Maar ook tussen mij en Lucy klikt het. We hebben als het ware een perfecte ménage-à-trois. Ik was mee toen we haar gingen ophalen. De eerste keer dat ik haar in mijn armen nam, likte ze mijn mondmasker af en kroop in de kraag van mijn jas weg. Dat ik na die innige omhelzing, zo wreed moest zijn haar van mij af te rukken en toch opnieuw terug in de kennel te zetten, lag niet aan mij, maar aan het bancontact-toestel dat niet werkte. We werden verplicht eerst op zoek te gaan naar een bank om wat losgeld af te halen.

Velen hebben ons gewaarschuwd: ‘Waar jullie aan willen beginnen’! Ze hebben gelijk. Je leven verandert ingrijpend met een puppy. De conversaties thuis van de laatste dagen zijn gereduceerd tot ‘Foei en flink’, ‘kakje en pisje doen’, ‘kom en blijf’. We maken korte nachten door en af en toe moet één van ons beiden bij haar gaan waken als ze een huilbui heeft ‘s nachts. Bij het opstaan vergeten we elkaar een kus te geven en de eerste vraag die we elkaar stellen is of Lucy goed geslapen heeft. Mijn yoga-ochtendritueel is beperkt tot voorovergebogen met gestrekte benen haar plasjes op te kuisen.  

Voor alle duidelijkheid, Lucy is geen bevlieging. We hadden al lang een puppy-wens. Alleen dachten we eerst nog te wachten tot de verbouwing achter de rug was en alles afgewerkt. Maar wat een geluk dat we dat niet hebben gedaan! Een pup is als een baby maar dan zonder pamper. Het scheelt ons een hoop stress dat er nog geen parket ligt. Pups moet je eerst leren hun behoefte te doen op kranten, lazen we. We hadden al direct een probleem met ons digitaal krantenabonnement. Gelukkig is er nog de zondagskrant. We komen er net een week mee rond.

Het is ook wel bijzonder. We hebben nog geen kinderen samen, door Lucy komt er een extra level in onze relatie. Samen een baby-uitzet gaan kopen bijvoorbeeld. We keken er allebei naar uit. Tot we aan de inkom van de dierenzaak eraan herinnerd worden dat je alleen moet winkelen. Dan maar elk een kar nemen en doen alsof we niet samen horen. Filip volgt mij en duwt zijn kar iets te enthousiast vooruit tot op mijn hielen. Aan de verwijten die ik hem naar het hoofd slinger, is voor alle omstaanders meteen duidelijk dat we wel degelijk samen horen. We negeren de beschuldigende blikken en bollen snel door naar de rij met hondenmanden.   

Thuis zetten we het mandje onder de kerstboom. Nee, Lucy is geen kerstcadeau natuurlijk, maar ze moet poseren voor een kerstkaartje. We kregen al van zo veel vrienden kerstwensen, maar hadden nog geen tijd om er zelf één te maken. De fotosessie duurt tot Lucy op wandel gaat met de kerstboom en speels de kerstballen apporteert… ze leert bijzonder snel.

Aan iedereen dus onze welgemeende excuses, voor het ontbreken van onze wederwensen. We hopen op jullie begrip, maar we hadden het te druk. Voor een kerstkaartje is het nu te laat, maar nieuwjaarswensen hebben jullie nog te goed en wie na corona op bezoek wil komen, krijgt er nog een likje van Lucy bovenop.