Le Vernet

Ik neem jullie mee voor een tripje, naar een plek ‘waar de huizen geen nummer hebben’. Dat klinkt als een parodie op een nummer van U2, maar het betekent zoveel als ‘het hol van Pluto’. Het is enkel te bereiken als je na 850 kilometer autostrade nog een anderhalf durende bergrit aankan. De weg ernaartoe is als een ingangsexamen waar weinigen in slagen zonder spuugzakjes. Pas dan kom je aan in Le Vernet. Om eerlijk te zijn, dat is gewoon een straat, een straatje, of ja, een verharde boerenwegel eigenlijk, met daarrond een paar huizen. In de meeste gps-systemen zal je het zelfs niet terugvinden, toch niet onder de L, zelfs niet bij de V, maar wel onder de D. De D van ‘Dieu-dit-Le-Vernet’, vrij vertaald: ‘Als God-het-zegt-zullen-we-het-dan-maar-Le-Vernet-noemen…’ Dat was de strikvraag op dat ingangsexamen. Maar geen zorgen, voor wie niet zou slagen, geef ik een schriftelijke rondleiding.

Honderd jaar geleden behoorden alle huizen en gronden hier tot één familie. Wij zijn de enige buitenlanders die er, toch een paar weken op het jaar, worden getolereerd. Ons huis was ooit van een tante die is gestorven. Dit is zo’n plek waar niemand vertrekt, maar iedereen sterft. De oudste bewoonster moet al bijna negentig zijn, al kan je de leeftijd moeilijk inschatten op die door de zon gerimpelde gezichten. Ze is nog kwiek en jong van geest. Stel je dus niet zo’n afgeleefd bejaardentehuis-omaatje voor, want deze madam is het stamhoofd van Le Vernet, de oermoeder. Alle andere bewoners zijn uit haar voortgekomen. Je begrijpt dat het niet zo evident is een plaatsje te verwerven in deze clan. Het is ons vrij goed gelukt denken we. Vooral omdat we soms bij haar op de koffie worden uitgenodigd. Als ze je sympathiek vindt, krijg je daar een likeurtje bij. Zelfgemaakt! Ze vertelt ons met trots dat zij een stook-licentie heeft. Dat is een soort diploma om legaal likeur te maken, legt ze uit. Ze schenkt die likeur niet zelf in, maar commandeert haar dochter bij wie ze inwoont om de fles te halen. Het drankje is gemaakt van zelf gekweekte peren, als we het goed hebben begrepen. Het moeten straffe peren zijn want alleen al door er aan te ruiken heb je te veel promille in je bloed.

De dochter Monique, is de jongste van de bewoners en de enige die nog dagelijks de berg af moet om te gaan werken. De rest is met pensioen of in ziekentrok. Monique heeft ook een man, maar als je het niet weet, zou je denken dat het de tuinman is die ze voor het gemak in huis heeft genomen, omdat hij anders te veel vervoerskosten zou moeten aanrekenen om hier te geraken. Ook hij wordt gecommandeerd door het stamhoofd, zoals nu als hij de verkeerde glazen uit de kast neemt voor haar likeur bijvoorbeeld. De man heeft geen naam of die werd toch nog nooit genoemd. Hij is fulltime bezig met het onderhouden van de moestuin die vlak voor ons ontbijtterras ligt. ‘s Morgens vroeg al zien we hem kruipen tussen de tomatenplanten en de bonenstruiken. Elke dag. De groenten kennen geen feestdagen. Rond de middag is hij even weg, dan doet hij een middagdutje dat volgens Monique veel te lang duurt. Dat sneert ze naar hem, terwijl wij gegeneerd in onze koffie roeren omdat hij maar niets terug zegt en wij ook geen stelling durven in te nemen over de gemiddelde duur van een middagtukje. We vullen de ongemakkelijke stilte in door onze lippen even in aanraking te laten komen met het likeurtje.

De oermoeder heeft nog een zoon, Michel, de broer van Monique. Die woont aan de overkant van het straatje, maar de straat hier is een beetje zoals de taalgrens in België. Broer en zus praten nooit met elkaar. Volgens de ene is dat sinds een ruzie over Monique haar kippenren die een meter te ver komt en volgens de andere omdat zijn hond één van haar kippen heeft doodgebeten, wat dan weer twee kippen worden in de versie van Monique. Als dat soort verhalen wordt opgedist aan de koffietafel, weten we wat ons te doen staat: dat is het moment om nu toch maar eens écht van het perensapje te nippen waarna het gesprek vanzelf wordt overstemd door mijn hoestbui.

Het huis vlak naast ons is van Gabi, een neef van Michel en Monique. Hij is wel familie maar geen rechtstreekse afstammeling van de oermoeder, en ik weet niet of het ermee te maken heeft, maar ook hij woont hier maar deeltijds. Gabi en zijn vrouw overwinteren in Marseille en komen enkel in de zomer naar hier. Al snap ik niet zo goed waarom, het zal niet voor het mooie weer zijn, want ze komen zelden buiten. Nochtans heeft hun huis alle potentieel van een zomerhuis. Het is een bel-étage met aan de voorkant een groot terras waar wij een tafel zouden zetten met stoelen, een parasol en een BBQ, een ligstoel om een boek te lezen, wat planten in potten op de muurtjes rondom, en misschien een zonnewijzer aan de muur voor decoratie… Maar niets van dat alles, zelfs geen simpel houten bankje staat er. Het betonnen terras blijft zo leeg en kaal als een landingsbaan. Soms – heel soms – meestal ‘s morgens vroeg, gaan de luikjes aan die voorkant open en net zoals in zo’n miniatuur weerhuisje verschijnt afhankelijk van het weer het mannetje of het vrouwtje. Meestal is het Gabi die buiten komt. Hij moet al bijna tachtig zijn, maar hij heeft nog altijd een guitige jongenslach die nooit van zijn gezicht verdwijnt. Ofwel is dat enkel naar mij omdat ik hem ooit per ongeluk heb gezegd dat ik hem wou ‘neuken’, terwijl ik gewoon bedoelde dat ik hem bij wijze van begroeting een kus wou geven. (Een heel verwarrende kwestie met dat Franse woord voor kus die me nog altijd niet duidelijk is).

Michel en Gabi wonen aan dezelfde kant van de straat, en praten dus wel met elkaar. Vaak doen ze samen een avondwandeling. Dan lopen ze voorbij ons huis. Het gebeurt dat we hen uitnodigen en een apéro aanbieden: een pastis, een wijntje, of bij speciale gelegenheden, een Belgisch biertje dat ze enkel uit sympathie wel eens meedrinken, al voelt dat voor die echte Fransen toch altijd een beetje als hoogverraad ten opzichte van hun land. We tonen de pot crème de marron die we na ons koffiebezoek kregen van Monique, gemaakt van haar eigen kastanjes. Michel trekt grote ogen, ‘dat hij nooit iets krijgt van zijn zus’, lacht hij. Zijn lach galmt door het dal en moet onvermijdelijk ook Monique haar terras bereiken. Ik durf niet recht te staan om te zien of ze daar toevallig zit.

Een paar dagen later. Het is nog vroeg in de ochtend. Filip en ik drinken onze eerste koffie. We zitten op het terras dat in de verte uitkijkt over de vallei en op de voorgrond op de moestuin. Monique’s kippen kakelen gemoedelijk en de man zonder naam is al in opperste concentratie aan het werk. Geen kruidje krijgt de kans zijn kop op te steken of hij heeft het beet. We wachten tevergeefs tot hij eens opkijkt om ‘bonjour’ te roepen. Iets later loopt Michel voorbij. Hij negeert de moestuin links van de straat maar steekt joviaal zijn hand in de lucht als hij ons ziet. ‘Ca va?’ roept hij en stapt dan verder zonder echt een antwoord terug te verwachten. Sinds Michel op pensioen is, houdt hij zich voornamelijk bezig op een bergflank wat verderop. Daar ligt een stuk grond van de familie dat aan hem is toebedeeld. Hij raapt er de kastanjes in de winter, en kweekt er wat groenten. Tijdens een apéro vertelde hij ooit dat hij als kind elke dag vier kilometer te voet naar de dorpsschool moest wandelen, terwijl zusje Monique een paar jaar later altijd met de auto werd gebracht. Er is nog steeds niets veranderd, lijkt mij, hij moet een kwartier wandelen naar zijn moestuin, alle werkmateriaal naar boven zeulen, terwijl Monique haar tomaten ziet groeien vanuit haar keuken. Elke morgen wandelt hij voorbij de moestuin van zijn zus naar zijn afgelegen bergflank. De ene keer met een bosmaaier over zijn schouder, dan eens op een kleine tractor, maar vandaag – ik geef een duw in Filip zijn flank voor het geval ik het zelf niet goed zie – vandaag hangt over zijn schouder een geweer! Moeten we vrezen voor het leven van Monique of op z’n minst voor dat van één van haar kippen? We vermoeden van niet, Michel is een goedlachse type, althans toch bij ons…

Het is een moeilijke balans: het ene moment denk je dat je op een idyllisch vakantieplekje bent, ben je tevreden dat je je hebt kunnen integreren, en het volgende moment besef je dat je teveel geïntegreerd bent, en ben je nooit mee op je gemak.

Tegen de middag is Michel nog steeds niet terug. Heel de morgen ben ik extra alert en blijf ik me afvragen wat hij midden in de zomer gaat doen met dat geweer. Het jachtseizoen is nog niet geopend, anders zou het evident zijn dat hij op everzwijnen of op konijnen gaat jagen. Maar wat doe je anders met een geweer? Is er een nieuwe familiekwestie waar we niets over weten? Of nog erger, zitten wij er wel voor iets tussen? Heeft de vermelding van die pot crème de marron die we gratis kregen voor wrevel gezorgd? Monique is gaan werken, misschien ligt hij op de loer tot ze terug de berg oprijdt? De moeder moet nog ergens binnen zitten, voor de tv met een dekentje over haar reumatische knieën en een likeurtje binnen handbereik, hopelijk blijft ze daar en doet ze een verderfelijk lang middagdutje. En de man zonder naam, die kan nog schuilen achter die grootste bonenstruik.
De kippen kakelen luider dan anders. Er hangt duidelijk iets in de lucht…

Even later gebeurt het, of gebeurt het niet, moet ik eigenlijk zeggen. Monique komt zoals altijd veilig thuis van haar werk, en ook Michel -ook zoals altijd- komt gezapig teruggewandeld van zijn berg. Mijn excuses voor deze anticlimax. Maar dit is Le Vernet, het spannendste wat hier gebeurt, is een ontsnapte ezel die op de oprit staat of een kudde schapen die de hele straat inpalmt en waar wij dan naar staan te kijken als naar de Heilige Bloedprocessie… Meer mag je niet verwachten van een straatje dat uit compassie van God een naam kreeg.

Ik hoop dat u toch van de trip hebt genoten en wens u een veilige terugrit.

*Voor de anonimiteit heb ik de namen van de personages gewijzigd. En op de vraag of dit verhaal feit of fictie is, zou ik antwoorden dat de waarheid ergens in het midden ligt, in het midden van het straatje.

9 gedachten over “Le Vernet”

  1. Brengt me helemaal terug in de sfeer van de kleine franse dorpjes waar we doorheen fietsten op reis, ook al zijn we intussen terug in Vlaanderen.

    Geliked door 1 persoon

  2. Super alsof je er zelf bij bent,hoop alleen dat de broer daar niet met moordplannen rondloopt,geen leuke familie gemeenschap daar(koppigaards),grtjs

    Geliked door 1 persoon

  3. Ja, wat doet een mens in een godvergeten gat? Fantaseren en ons wat rillingen bezorgen die zo weer weg zijn. Fijn verblijf.

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie